‘Deze notitie is niet geschreven. Iemand heeft deze notitie geschreven. Er is hier geen spooktypemachine in Den Haag. Er is iemand die getikt heeft: “Positie Omtzigt. Functie elders.”’
Kamerlid Pieter Omtzigt slaat de spookspijker op zijn kop.
Het eerste is een voorbeeld van passief taalgebruik: de notitie is geschreven. Het tweede is actief: iemand heeft de notitie geschreven.
In politieke taal wemelt het van de passieve vorm: dingen worden of zijn gedaan. ‘Het land moet geregeerd worden.’ Door wie, denk je dan.
De passieve vorm wordt nogal eens gebruikt (door men :)) om dingen met opzet vaag te houden, in beleidsteksten bijvoorbeeld. In manuscripten zien we het ook geregeld. Schrijvers doen dat natuurlijk niet expres, maar het is wel jammer, want passief taalgebruik maakt je verhaal over het algemeen trager en vager.
Van passieve naar actieve zinnen
In de zin ‘De notitie is geschreven’ is ‘de notitie’ het onderwerp van de zin, maar dat onderwerp ondergaat alleen maar iets. Dat onderwerp is passief. Wie is er wél actief? Degene die het schreef, dat is de handelende persoon. Als je die tot onderwerp van je zin maakt, dan heb je een actieve zin: Het spook schrijft de notitie.
De passieve vorm is niet altijd verkeerd. Soms doet het er niet toe wie het heeft gedaan (het systeem is geüpdatet), is het onbekend (de tas is gestolen) of wil je juist de nadruk op het passieve (hij werd meegevoerd).
Die zin met die notitie is kort, maar in veel manuscripten die wij onder ogen krijgen, zijn de zinnen lang en staat er soms meerdere keren ‘worden’ in. En dat leest niet prettig, je lezer heeft dan geen idee wie wat doet.
Check dus je manuscript op woorden als ‘word’, ‘worden’, ‘wordt’ en ‘is’ en ‘zijn’. Roep ‘wie?’ naar je passieve zinnen en maak de handelende persoon tot onderwerp.
Je tekst wordt er levendiger van, je lezer zal je dankbaar zijn.
Wil je ook je kennis delen in een boek? Heb je ons gratis ebook al? Vijf vette valkuilen bij het schrijven van je businessboek geeft je een zet in de goede richting!