‘Shit ja!’ hoor ik mijn schoonzus van boven roepen als ik ’s ochtends vroeg bij haar aanklop. Mijn broer doet open, ziet stromende regen, zus in hardloopkleren en schiet in de lach.
Sinds een paar weken hebben zijn vrouw en ik ‘het sporten weer opgepakt’. Lees: na jaren van veel te weinig bewegen, rennen we nu elke dinsdagavond samen een rondje (Amersfoortse) stadsmuur.
Dit keer hebben we het verzet naar de woensdagochtend. Dat moet je nooit doen, verzetten.
‘Ik kan ook alleen gaan, hoor,’ roep ik richting trapgat. Hun kinderen staan inmiddels ook allemaal in de gang.
‘Ja joh,’ roept mijn broer er grijnzend achteraan, ‘als je nu niet gaat, dan begin je je dag pas écht slecht.
Je iets voornemen en het dan niet doen terwijl de hele familie eromheen staat.’
En je een man hebt die vrijwillig een marathon rent en nu traint voor de triatlon, denk ik.
Daar verschijnt ze, binnen een minuut, in tenue. Held. Misschien heeft ze in de haast nog niet geregistreerd dat het zeikt van de regen.
‘Het valt best mee, hè, met die regen,’ praten we elkaar moed in tijdens de eerste meters. ‘Het is meer een soort miezer.’
Maar twee minuten later gaat het steeds harder. Mijn man – ook al zo’n (buiten)sporter – zegt altijd: als je eenmaal buiten bent, maakt het niet meer uit hoe hard het regent. Daar zijn wij het niet mee eens.
‘Door de wind! Door de regen!’ zingen we, hijgend, want onze conditie is nog niet zo best. Het sporthorloge van mijn man laat dat altijd meedogenloos zien: zit hij vrolijk tien kilometer lang in de groene hartslagzone; ik zit die gansche vier kilometer in het donkerrood. Mijn schoonzus ongetwijfeld ook. En toch doen we dit.
Halverwege zie ik haar dwars door een diepe plas rennen. Door haar beregende bril heeft ze die niet gezien. Of ze is inmiddels zo volledig doorweekt en kapot dat het écht niet meer uitmaakt.
Als ze afslaat naar haar huis roepen we naar elkaar wat een bikkels we zijn. Thuisgekomen, nat tot op het bot maar zeer voldaan, bedenk ik me hoe goed het is dat we dit samen doen.
Maatje
Hadden wij niet afgesproken, dan was ik óf helemaal niet gegaan óf had ik de tocht vloekend volbracht. Ik heb een hekel aan regen.
In mijn jeugd deed ik meerdere sporten tegelijk: tennis, trampoline, turnen, schaatsen. Tijdens middelbare school en studietijd volleybalde ik. Tot en met mijn vijfentwintigste sportte ik in teamverband en dan ging je gewoon.
In de jaren daarna dacht ik dat ik het zelf wel kon, dat sporten. En ik deed ook niet niks – hardlopen, yoga – maar de structuur en de discipline waren bedroevend ver te zoeken. En dan zegt iedereen tegen je: ga bij een hardloopclubje of doe mee met bootcamp. Maar ik had geen trek in iets vasts en als ik al bij zo’n clubje zou gaan, dan wilde ik eerst mijn conditie opkrikken. Haha.
En ik wist natuurlijk dat al die mensen gelijk hadden met hun clubjes. Ik had nota bene een boek begeleid over gedragsverandering en wist daardoor ook hoe mensen zoals ik worden genoemd: low selfcontrols, mensen die ten onrechte vertrouwen op wilskracht. Die gaan vroeg of laat de mist in, lees hier maar.
Nu ben ik dus een high selfcontrol aan het worden. Ik richt mijn omgeving zo in dat ik het niet (alleen maar) hoef te hebben van die wilskracht. Bij het rennen merk ik echt dat je samen niet alleen succesvoller bent maar ook vrolijker. Niet voor niets hoor je tegenwoordig iedereen over een buddy of accountability partner. Misschien moet je een beetje spugen van dit soort woorden, dus noem het hoe je wil, maar maak er gebruik van.
Want dit geldt ook voor het schrijven van een boek. Als je dat altijd uit je eigen tenen moet trekken, dan kan dat bij vlagen best zwaar zijn. Misschien denk je dat het aan jezelf ligt. Dat is dus niet zo.
Maak het jezelf makkelijker door de omstandigheden aan te passen. Dat kan op allerlei manieren, bijvoorbeeld met een schrijfmaatje. Als je onze training volgt, kun je een oproep doen in de Facebookgroep of tijdens de maandelijkse vragenuren. Al heb je maar eens in de paar weken kort contact, je zal merken dat het helpt.
Ik volgde zelf eens een online training en daar had ik ook zo’n maatje, een medecursist met wie ik eens in de maand belde. Dan stelden we elkaar standaard twee vragen: wat heb je de afgelopen maand gedaan? En wat ga je de komende maand doen?
Even simpel als effectief.
Ik wens je een vrolijk schrijfproces!
En voor een steuntje in je schrijfrug ben je van harte welkom op ons samenschrijfuurtje op woensdagochtend!