Een korte tip voor als je gedachten weergeeft: laat het denken eruit en laat de gedachte voor zich spreken.
A: Ik keek mijn tantes aan. Het enige wat ik dacht was: hoe hebben zij die brief in godsnaam in handen gekregen?
B: Ik keek mijn tantes aan. Hoe hadden zij die brief in godsnaam in handen gekregen?
Voel je het verschil?
A: Mijn grootvader nam mijn geheim mee zijn graf in. De vraag die ik zelf had: wat gaat mijn tante met deze informatie doen?
B: Mijn grootvader nam mijn geheim mee zijn graf in. Maar wat ging mijn tante met deze informatie doen?
A: Ik dacht: geluk, dat is voor anderen.
B: Geluk, dat was voor anderen.
De snoeitruc is dus: laat het denken weg en zet wát je denkt om in de verleden tijd. (Schrijf je in tegenwoordige tijd? Dan ook de gedachten in tegenwoordige tijd.)
Zo komt je lezer in je hoofd, dichterbij kan niet. Probeer het maar eens.
‘Wat een supertip!’ riep ooit een schrijver in mijn gezicht. 🙂
Meer over de vrije indirecte rede – want daar gaat het hier over – vind je hier.
Meer handvatten nodig? In onze toolkit vind je niet alleen een uitgebreid format voor je inleiding, maar ook voor je flaptekst. Superbelangrijke teksten! Plus een jaarplanning van idee tot boek en een vragenlijst om je boekconcept scherp te krijgen. Bespaar jezelf een hoop tijd en frrrrustratie. Lees meer over de toolkit.